Door: Michiel Wienese

Het was begin van dit schaatsseizoen, in oktober, dat bevriend schaatser Mark Ooijevaar mijn agenda totaal door de war schopte met het idee om op de Olympische Spelen voor Masters te starten.

Deze zouden al plaats vinden in januari 2020 te Innsbruck Oostenrijk en een volledige winterspelen betreffen van 12 sporten waar broederschap middels de sport, en jezelf blijven overtreffen ondanks je leeftijd, het doel zou zijn. Er zouden maar liefst 3.000 deelnemers zijn aangezien er nu nog geen limieten gehanteerd worden; in de toekomst mogelijk wel. (Vanaf komende spelen mogen fullprofs meedoen)

Dit heeft voor mij, zeker gezien mijn eeuwige worsteling met een vader die Olympisch goud won in 1968 in de éénmans roeiboot en daar nog steeds op denkt te teren, ertoe gezet om mijn WK Sprint 40-45 jaar ambities in Calgary te schrappen en te gaan voor een combinatie van deze Spelen en het WK Allround te Collalbo in de week erop.

Ik kan iedereen aanraden die van wintersport houdt, te gaan trainen voor de volgende Spelen aangezien meedoen tot nu toe een open inschrijving was, maar winnen natuurlijk een hele andere zaak. Desalniettemin is de beleving van zo’n evenement waarbij 3.000 sporters meedoen een uniek iets. Ik heb topsport gezien op ieder niveau en ook amateurisme op ieder niveau, maar beide groepen hadden één ding gemeen: het enorme plezier in wat ze halen uit de sport. Heb je bij een normale Olympische Spelen wel vaker dat mensen uit frustratie daar staan en ermee kappen als het bijvoorbeeld niet lukt, bij deze mensen op de editie voor Masters weet je zeker dat ze volgende maand gewoon weer vrolijk verder trainen omdat ze het leuk vinden. Onbetaald. Dat ook nog natuurlijk. Overigens was dat nu een eis, amateur te zijn, maar deze regelgeving is opgerekt en zo mogen er komende spelen ook fullprofs meedoen. Dit zal het toernooi enerzijds opkrikken qua niveau, maar anderzijds ook serieuzer maken.

De Paralympics zijn de spelen voor mensen met een lichamelijke handicap, de jeugd Olympics de spelen voor mensen die nog niet de kracht bezitten van een volwassen persoon, maar de Masters Olympics zijn bovenal de spelen waarbij mensen het moeten doen met de handicap dat ze een leven naast het schaatsen moeten managen. Ik mocht 2 weken weg van mijn werk en 2 weken weg van mijn vriendin en daar heb ik flink voor moeten onderhandelen. Op dinsdag 14 januari kwam ik dus laat aan in Innsbruck en op 16 januari in de ochtend begon de 500m voor mij al.

Op de 500 m lootte ik de laatste binnenbocht en helaas heb ik daar nog steeds angsten voor, gezien het feit dat ik mezelf vaak in de problemen bracht. Ik moest 1 slag laten lopen, maar bleef wel doorracen en werd uiteindelijk 3e achter een Canadees en winnaar Harry Pardijs uit Oost Nederland die, met een PR van 37.1, ook echt een veel betere sprinter is geweest dan ik, zijn leven lang. (Top)sport blijkt dus toch ook wel eerlijk in the end.

Die dag was ook de 3000 m en daar had ik meer kansen om zilver te halen, want goud leek mij onmogelijk gezien de seizoenstijd van Johannes de Groot uit Friesland van 4.09 in Thialf. Ikzelf was tot 4.18 gekomen dit seizoen in Erfurt, dus dat verschil leek echt onoverbrugbaar. De rit die ik had verliep als in een roes. Ik zou niet eens meer weten hoe mijn tegenstander eruit heeft gezien, maar wat ik wel weet is dat ik heel veel druk ervaarde per slag, dat mijn slagtempo voelde als een dans die helemaal klopte, dat mijn bochten in één vloeiende beweging verliepen en dat mijn longen na 5 rondes nog steeds zoiets hadden van: dit kunnen wij aan! Innsbruck is niet snel, dus na een eindtijd van 4.23,4 wist ik wel dat dat voor mij een enorm snelle tijd was (stond toen 1e maar er moesten nog snelle mannen komen) maar niet wat het waard was. In de laatste rit zag ik Johannes de Groot rijden. Hij begon met rondjes 33 hoog en 34 laag dus de kans op goud was verkeken dacht ik. Tot ik zag dat hij in de 35-ers belandde! De slotronde heeft hem teveel gekost, die hij eindigde met een 35 hoog in een eindtijd 0,3 seconden achter mij. Ik had goud te pakken !!! Ongelooflijk, het kostte mij 10 maal naar het bord staren voor ik het geloofde. Johannes zelf was ook niet aanspreekbaar, ik wilde bevestiging van wat ik had gezien, maar die bevestiging voelde ik gelijk. Hij was ‘not amused’ hier van mij te verliezen van wie hij altijd met 10 seconden wint. De hoogte doet veel bij mensen en het is en blijft een gok hoe je lichaam erop reageert. Zelfs per trainingslocatie kan dat verschillen.

Mijn vader geëvenaard, (Olympisch Roeien, 1968: goud) zo voelde het wel, want ook daar was het een Olympische Spelen waar alleen amateurs aan mee mochten doen.
De dag erop beleefde ik als een droom. Ik zou niet eens meer weten hoe het allemaal verliep buiten het feit dat Roosmarijn, mijn vriendin, was aangekomen om de 1500m te zien.

Ik reed uiteindelijk een sterke rit tegen een Duitser die ons toont dat je ook op 50-jarige leeftijd nog kan vlammen, want uiteindelijk pakte hij op mij. Ik werd met een tijd van 2.05,09 uiteindelijk in mijn leeftijdscategorie 40-45 jaar, 2e en won het zilver voor dezelfde Johannes de Groot die ik de dag ervoor ook al had verslagen. De laatste dag pakte ik nog het brons op de 1.000 m, ik denk dat alle trainingen met Jaap Smit en de 2 leden van IJsclub Haarlem, Marco van Veen en Wouter jan Kleinlugtenbelt er toch voor hebben gezorgd dat mijn sprint wat minder is, maar mijn 3000 m wat beter dan voorheen.

Ik kijk terug op een heel mooi toernooi, fantastische ervaring en ik raad iedereen aan om ongeacht je leeftijd te gaan trainen voor de Master Olympics. Zelfs als je schaatsen niets vindt, wat natuurlijk raar zou zijn als schaatslid, dan nog is het de moeite waard om voor 1 van de andere 11 sporten te gaan trainen en de verbroedering te voelen die fanatiek sporten ook kent.

Ikzelf ben er weer achter gekomen hoezeer ik van het schaatswereldje houd, maar dan met name hoe we allemaal bezig zijn met technische verbeteringen in combinatie met hard trainen en samen lol maken. Dit alles kan bij uitstek goed op de ijsbaan te Haarlem, iets wat ik ook in een artikel in het NoordHollands dagblad heb uitgelegd, want zoals in Haarlem, zo gezellig is het nergens.