door Sjoerd Adema (op verzoek van de redactie)

Het was eind maart 1963, de barre winter, dat er op het IJsselmeer nog hier en daar 30 cm of meer ijs lag. In de driehoek Afsluitdijk en Houwdijk bij Cornwerd is het slecht 1.80 diep. Daar vanaf Cornwerd liepen en zwommen we in de zomer naar de afsluitdijk en terug. Toen, aan het eind van die koude winter, lag daar nog prachtig ijs. Door de dooi werd het steeds vlakker en als je er dan om een uur of 10 kwam op zaterdag of zondag morgen had je daar een perfecte ijsvloer.En het was daar dat ik samen met mijn jeugdvriend een 400m baan uitzette, zo goed en zo kwaad dat ging. En het was daar waar ik mij eerste langebaan afstanden reed. Een tijd werd niet opgenomen. Een horloge was een luxe die we niet hadden, laat staan een stopwatch. Maar we waren Kees Broekman en Henk van der Grift, Viktor Kositskin of Ivar Nilsson. Dromen van Bislet of Hamar. Maar dat kwam er nooit van. Er waren wel winters daarna, maar altijd van kortere duur en de ijsbaan in Bolsward werd pas een wedstrijdbaan als het weer ging dooien. Eerst het publiek en terecht. Iedereen moet kunnen schaatsen. Wel waren er zo nu en dan afvalwedstrijden. Vier man in de baan, een loze ronde en dan de nummer vier er af. De eerste twee gingen door naar de volgende ronde. Mijn eerst keer begon ik in positie vier en ontdekte dat de baan zo smal was dat er langs komen heel lastig was…

Naar Heerenveen gaan werd een optie maar hoe kom je daar. Een enkele keer zag je dat wel zitten. Op de fiets, ruim 30 km. En geen sportfiets maar een oud kreng. En dus bleef voetbal sport nr 1. Maar o als er ijs lag. Dan was het toch schaatsen. Jaren later kwam ik in Haarlem terecht, daar was een kunstijsbaan. We schrijven 1987. Ik werd meteen lid en wilde op de wedstrijdafdeling, maar dat kon niet. Er waren geen abonnementen meer vrij!! Dan maar bij de recreanten. En ik ging schaatsen onder leiding van Dirk Kingma. In de tweede helft van he seizoen liet hij ons 1500 meters en 3000 meters rijden tussen alle anderen. Ik vond het geweldig. Na twee seizoenen werd ik op zaterdag morgen over de boarding getrokken om training te geven, maar dan wil ik ook de trainerscursus volgen en wedstrijden rijden. Het lukte. Ik werd trainer en wedstrijdrijder.

Mijn eerste wedstrijd een 500m reed ik tegen Sitan van Sluis. De tijd 47.2. Sneller dan het clubrecord voor veteranen, zoals de masters toen heten. Toen bleek dat het bord met de clubrecords op het bord in de hal niet bijgehouden was, omdat de categorieën waren veranderd. Niet getreurd, ik zou heus nog wel eens sneller rijden. Hoeveel wedstijden ik uiteindelijk gereden heb weet ik niet. Onder de 2.30.0 op de 1500 m was een van de eerste doelen. Het mislukte nog al eens, tot ik ontdekte wat ik steeds tegen mijn rijders die ik training gaf, zei. Blijf schaatsen in de laatste ronde en probeer niet te gaan sprinten. Goed op je techniek blijven letten een zo hard mogelijk afzetten en niet met al je armen gaan zwaaien en slingeren. Daar luisterde ik naar en prompt reed ik 2.27.3.

De grens van 2.20.0 heb ik benaderd maar nooit geslecht. Het training geven vergde te veel tijd om zelf ook nog echt te trainen. Ik deed zoveel mogelijk mee, maar ja.. En dan gaan de jaren langzaam maar zeker tellen. Eerst werd dat nog verbloemd door steeds beter materiaal. Klapschaatsen, betere schoenen, weer betere ijzers en klapmechanismen, snel pak, beter ijs, een dak erop. Ja zonder dak was toch wel iets speciaals. Vooral de 3000 m. Daar lag een vloek op leek het wel. De keren dat ik daar in de regen en met veel wind ben gestart weet ik niet, maar als hij op de kalender stond en ik deed mee dan regende het! Die keer om bijna 11.00 uur, in de laatste rit, in de stromende regen, finishen en achterom kijken waar je tegenstander is, doe dat maar niet op een baan met een uitloper om 140 meters te kunnen rijden. Want dan ga je onderuit en glijd je nog heel ver door in dat laagje water. Toch nog even de blokjes mee helpen opruimen en niet te vergeten de beruchte baanbeveiliging. (Grote kussens van schuimplastic die vol met water zijn gezogen weliswaar in folie verpakt, maar lek.) (dit even voor onze jeugdigen.)

De mooiste wedstijden? De clubkampioenschappen! Zeker in de jaren 90 van de vorige eeuw. Zoveel deelnemers dat er een stop op kwam. (ik zat in de organisatie) wie geen wedstrijd had gereden kon niet mee doen. En, alleen de beste 12 mochten de laatste afstand rijden. Een grote dames vierkamp was de standaard. Veel gemopper, want iedereen moet toch een 5 kunnen rijden! De organisatie hield voet bij stuk. Kon ook niet anders i.v.m. tijd. Na iedere afstand direct een klassement en wat werd er gestreden om bij de laatste 12 te komen. Het gemopper sloeg snel om in enthousiasme. In de master klasse redde ik het meestal net. En reed een vol klassement en eenmaal werd ik zelfs derde. Prachtig waren ook de twee wedstrijden die ik in Erfurt reed. Met PR s. gezellig en goed. En dan nog de grote vierkamp in december. Dat was helemaal een feest. En had ik mijn dochter die me coachte een goed schema gegeven dan was ik er hoogstwaarschijnlijk in geslaagd onder de 18.00.0 te rijden op de 10.000 m. op mijn 65e reed ik nog een PR. Ik ontdekte dat ik nog nooit de een 700 m tijd had gezet en daar slaagde ik glansrijk in, maar dat was niet zo slim, want ik had iets rustiger aan moeten doen. Op zijn Boebka s. Dan had ik er nog een aantal PR s kunnen rijden.

Marathons waren er ook. Zeker de eerst helft van het seizoen. In het beltoon blijven zitten en alleen maar mee schaatsen was niet mijn stijl. Minstens een keer aanvallen. 10 ronden voor het einde wegrijden en kijken waar het schip zou stranden vond ik leuker dan dat sprinten. Trekken en duwen vond ik steeds vervelender. Eenmaal is het gelukt om met twee anderen een ronde te pakken. Ik was zo kapot dat ik op achterstand derde werd maar het gaf veel voldoening. Behalve de C1 heb ik in alle categorieën meegedaan. Prachtig. Na mijn rugoperatie ben ik daarmee gestopt.

De laatste jaren kwam ook het lange baanschaatsen op een laag pitje te staan. Afscheid nemen met een grote vierkamp was ooit de bedoeling maar die verdween helaas van de kalender. En toen, eigenlijk om ook mijn schaatsers een beetje te kietelen besloot ik afscheid te nemen van het langebaanschaatsen door mee te doen op het clubkampioenschap sprint. Nog vier keer alles uit de kast. De eerste twee met de helm op en de laatste 2 afstanden met mijn muts. En ik heb al mijn ritten gewonnen en dat had ik niet verwacht. Mijn tegenstanders waren B en C jun. Categorieën waaraan ik jarenlang training heb gegeven. Mooier kon eigenlijk niet. En, in mijn categorie 70+ was ik de snelste! Wedstrijdschaatsers gegroet! Rij zolang je kunt. Je blijft er fit van.