In het laatste wedstrijdweekend van dit seizoen heeft schaatsminnend Nederland in een vol Thialf Sven Kramer uitgezwaaid. Een groot kampioen stopt er mee en we kunnen de balans opmaken. Velen noemen hem de beste allrounder aller tijden. Maar klopt dat eigenlijk wel? De feiten zeggen iets anders.

Natuurlijk, negen keer maar liefst werd Sven wereldkampioen allround, meer dan wie ook. Maar hoe wordt die titel toegekend? Op basis van een toevallige rekenregel die een eeuw geleden alweer verzonnen is. Die regel bepaalt dat elke afstand teruggerekend wordt naar een 500 metertijd. Dat was destijds best een groot besluit. In de 25 jaar daarvóór moest je minstens drie van de vier afstanden winnen om je wereldkampioen te mogen noemen. Maar dat schoot niet op natuurlijk. Dus bedachten we deze regel, met als vreemde consequentie dat je niet eens één afstand meer hoeft te winnen om toch ‘de beste’ te zijn – terwijl je dan dus eigenlijk nooit ‘de snelste’ bent geweest.

Oneerlijk klassement
Het is nooit meer een punt van discussie geweest, maar de puntentelling van de allroundtoernooien werkt duidelijk in het voordeel van de stayers. Zelfs grote sprinters met inhoud als Wotherspoon, Koelizjnikov of Dubreuil hebben nooit een schijn van kans gehad om wereldkampioen allround te worden, en begonnen er ook maar niet aan. Maar typische stayers wel: Gianni Romme, Piet Kleine en nu dus Nils van der Poel, stuntelaars op de 500 meter, hebben het geflikt. Hoe kan dat? Natuurkundig valt het met een beetje fantasie best te begrijpen, want F is M maal A. De meeste kracht en energie heb je nodig om te accelereren: het op gang krijgen van de massa (je eigen lichaamsgewicht) naar de kruis- of topsnelheid. Het vasthouden van die snelheid is natuurlijk ook best lastig, maar kost toch minder energie. Nou neemt die moeilijke accelaratiefase op de 500 meter al gauw bijna de helft van de race in beslag. Pas na de eerste bocht komt de echte topsnelheid, en verhoudingsgewijs heb je daar dus maar kort profijt van gedurende de race: nog geen 50%. Op de langste afstand ligt een goede stayer na 1 rondje van de 25 al lekker op tempo. De accelaratiefase neemt daar hooguit 4% van de race in beslag, je kan 96% van de race profiteren van je kruissnelheid. Een goede sprinter wordt in een allroundtoernooi dus veel minder beloond voor zijn inspanning en prestatie, dan zijn concurrenten van de lange afstanden. Je zou daar eigenlijk voor moeten corrigeren, maar hoe doe je dat op een eerlijke manier? Ik zou het echt niet weten.

Short track doet het anders
Bij shorttrack hebben we iets heel anders bedacht voor het allround klassement: daar krijg je per afstand punten al naar gelang je klassering op dat onderdeel. Aan het eind tel je de punten op en klaar ben je. In tegenstelling tot bij het allrounden telt hier dus elke afstand even zwaar, en dat is al een stuk eerlijker. Maar ook dan kan je overall nog eerste worden zonder een afstand gewonnen te hebben. Dus ook dat systeem geeft niet echt een bevredigend antwoord op de vraag: wie is nu eigenlijk allround de snelste en dus de beste schaatser? Toch is er een verassend simpele oplossing.

De GOAT van het schaatsen
Wil je tot een steekhoudende uitspraak komen over wie de echte GOAT (Greatest Of All Time) is als allround schaatser, bekijk dan gewoon de prestaties op de verschillende individuele afstanden tijdens het belangrijkste toernooi dat we kennen: de Olympische Spelen! Hoe moeilijk kan het zijn? Een échte allrounder doet liefst op alle afstanden mee om de prijzen.

In de complete schaatshistorie is er maar één rijder die het geflikt heeft om alle afstanden in een OS ook daadwerkelijk te winnen, en dat was natuurlijk Eric Heiden in 1980. Vijf keer goud! Dan ben je de ultieme allrounder, de allerbeste ooit, geen twijfel over mogelijk. Op vier verschillende afstanden was hij in zijn korte carrière ook nog eens wereldrecordhouder en bovendien was hij de eerste man ooit die zowel een WK-titel op de sprintvierkamp wist te behalen, als bij het allrounden. Een man van de buitencategorie dus, die alles kon, en waarschijnlijk ook nog eens een hele goeie dokter is geworden.

Olympische bril
Kijken we door de Olympische verzamelbril als maatstaf voor de allroundkwaliteiten van de schaatsers, dan zou ik zeggen dat een échte allrounder toch wel op minstens 3 van de 5 individuele afstanden moet meedraaien in de top. Dan zijn Johan Olaf Koss en Ard Schenk, met elk individueel goud op drie verschillende afstanden, de andere twee mannen naast Eric Heiden op het eeuwige podium der GOATS. Sven staat dan best wel laag in de hiërarchie, want alleen op de 5.000 meter wist hij individueel Olympisch goud te veroveren. Alleen al in het Nederlandse kamp wordt hij qua individueel goud voorbijgestreefd door Gianni Romme (een stayer met goud op de 10K en de 5K), Kjeld Nuis (een sprinter met goud op de 1000 en de 1500m) en natuurlijk door Jochem Uytdehaage, die naast goud op de 10K en 5K ook nog een zilveren plak won op de 1500 meter en dus een echte allrounder is. Romme en Nuis vallen af, want op hun andere afstanden presteerden ze te weinig. Maar Patrick Roest, weliswaar nog zonder goud, kwalificeert zich weer wel, want op drie verschillende afstanden pakte hij al eens Olympisch zilver en dan zit je bij de top. Het Nederlands Olympische allround podium bestaat wat mij betreft dus uit Schenk en Uytdehaage, met Roest op een bescheiden derde plaats.

Wisselstoring
Nou had Sven natuurlijk wel de pech van die beruchte wisselstoring, toen hij in gewonnen positie lag, ver voor de latere winnaar Lee tijdens de Olympische 10K van Vancouver. Dus in zijn topjaar domineerde hij wel degelijk op twee afstanden. En al viel het meestal tegen, hij heeft ook best wel eens een aardige 1500 meter gereden, met zilver en brons op een WK als zijn hoogste resultaat. Dat is inderdaad heel knap, en bewijst nog eens extra zijn grote kwaliteiten als stayer. Maar op zowel de korte als de middenafstanden heeft Kramer nooit echt indruk kunnen maken op de schaatskenners, en ook niet op zichzelf. Op drie van de vijf klassieke afstanden kon hij gewoon niet hard genoeg schaatsen om volwaardig mee te draaien in de Olympische top. Een “all round” allrounder is hij dus nooit geweest.

Doet dat iets af aan zijn status van groot schaatskampioen? Nee hoor, want hij is de enige rijder die drie Olympische spelen achtereen goud won op dezelfde afstand, de 5000 meter, en op die afstand ook nog eens 8 keer de wereldtitel wist te veroveren. Dat is ongekend en groots. De moraal van dit verhaal: Sven Kramer was geen echte allrounder, maar wel de beste 5 kilometer-specialist aller tijden!

Roelof Balk, maart 2022